Zonder
woorden
“Juf, juf, Ze is er!” Stijn wijst naar de gang. Ik begrijp
meteen wie hij bedoelt. Ik kijk op de klok: tien uur en loop de gang in.
Ineens staat ze daar. Donkerbruine ogen, donkerbruin, lang
haar gewikkeld in een knot opzij, versierd met een parelclip. Dikke roze trui.
Blauwe laarsjes.
Ze pakt mijn hand. Ik wijs naar mezelf “Karin”, zeg ik. “Kom
maar.” Vol vertrouwen loopt ze met me mee. Op tafel heb ik een kleurplaat en
tekenspulletjes neergelegd in de hoop dat ze voldoet aan mijn verwachting dat
elk kind van tekenen en kleuren houdt. Haar gezichtje lijkt opener als ze ziet
wat ze mag doen en zorgvuldig begint ze de kleurplaat van kleur te voorzien. Af en
toe kijkt ze op. Kijkt nieuwsgierig om zich heen. Zo nu en dan vang ik haar
blik en glimlach. Hoe primair kan communiceren zijn.
Ik probeer me in dit meisje te verplaatsen. Net in Nederland
aangekomen. Op de vlucht, samen met haar moeder en broertjes, weg van het
geweld in Syrië. Maanden hebben ze erover gedaan om uiteindelijk hier te
landen.
Wat hebben die ogen allemaal gezien? Wat voelt ze? Wat denkt
ze van alles wat ze hier in Nederland om zich heen ziet?
Ik had een paniekerig, angstig en niet te benaderen kind
verwacht. Dacht dat het heel wat tijd zou gaan kosten om haar vertrouwen te
winnen. Het tegenovergestelde is wat er gebeurt: het lijkt alsof ze vanaf het
eerste moment dat ze me zag, mij volledig vertrouwt.
Ik klap in mijn handen. “Opruimen, allemaal, we gaan in de
kring!” De klas komt meteen in beweging. Er wordt met stoelen geschoven,
spullen worden in de kast gezet, kwasten gewassen, zand opgeveegd. Even is het
hectisch en lopen er 33 kinderen kris kras door elkaar. Terwijl ik hier en daar
bijstuur en “Je bent de plakzeil nog
vergeten op te ruimen!” en “Help jij ook nog even mee in de bouwhoek!” roep,
werp ik terloops een blik op mijn dappere, stille leerlinge. Ze zit er rustig
bij.
Als bijna iedereen in de kring zit, loop ik naar haar toe.
“Kom maar.” En wijs naar de kring. Wederom pakt ze mijn hand. Ik zet haar naast
me in de kring. Eten en drinken doet ze nog niet. Ze kijkt, luistert en
observeert. Terwijl iedereen eet en drinkt, komt er een jarige binnen. Ik
feliciteer de jarige en krijg een prachtige spies met worst en kaas, versierd
met metallic glimmers. Naast me zie ik twee donkere oogjes stralen. Instinctief
haal ik de worst en kaas eraf en geef haar de spies. Gebiologeerd bekijkt ze de
glimmende kleuren. Voorzichtig probeer ik of ze een stukje van de kaas of worst
wil. Resoluut schudt ze met haar hoofd.
’s Middags na de lunch komen de kinderen binnen druppelen.
Iedereen kiest meteen iets om te doen. Een rustig begin van de middag.
Op haar tafel ligt nog steeds de kleurplaat waar ze aan
begonnen was. Ik wijs ernaar en steek mijn duim op “Goed gedaan!” Ze gaat
zitten, maar lijkt iets minder blij dan vanmorgen.
Ik loop rond, kijk wat de andere kinderen doen en geef hier
en daar instructie. Ineens voel ik dat er aan mijn mouw getrokken wordt. Twee
vragende ogen. Een vinger die naar de vide wijst. Bovenop de vide is de
huishoek. Ik knik, “Ga maar.” Bijna huppelend loopt ze naar de trap. Behoedzaam
klimt ze naar boven. Daar wordt ze eerst nog wat onwennig ontvangen. “Laat haar
maar meedoen met jullie spel.”, zeg ik.
Even later komen er vier enthousiast huppelende, vrolijk
lachende en in prinsessenjurken gestoken kinderen voorbij. Twee blonde meisjes,
een jongetje met dikke brillenglazen en een dappere, zwijgzame dame die alleen
nog maar praat met haar ogen.
Spelende kinderen hebben geen woorden nodig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten