Rits, fietsen en habibi


Rits, fietsen en habibi

Druk kwebbelend lopen de kinderen de klas uit om hun jas te halen, om vervolgens vaak wat onhandig met de jas achter zich aan slepend weer terug te komen. Ik check nog even de buienradar. Het lijkt erop dat het droog blijft. Gelukkig.

Soraya, uit Syrië,  kijkt om zich heen. Ze observeert en registreert wat erom haar heen gebeurt. Ze kijkt me aan, op zoek naar bevestiging. Ik knik en trek fictief een jas aan. “Ga je jas maar halen” , zeg ik en wijs naar de gang. Ze begrijpt het.

Haar broertje zit vanochtend ook even bij mij in de groep. Zijn eigen juf heeft een vrije dag en hij heeft zichtbaar meer moeite met nieuwe situaties dan zijn zus. Hij maakt alleen contact door anderen te duwen en te slaan. Ratelt in zijn eigen taal. Bij hem kost het me wel moeite om vertrouwen te wekken, contact te maken. Hij reageert nauwelijks op zijn eigen naam. Kijkt me niet aan. Een zachte aai over zijn rug lijkt wel wat effect te hebben. “Kom”, zeg  ik en pak zijn handje. Onderweg naar de gang duwt hij een ander kind opzij. “Nee”, zeg ik en schudt ondertussen met mijn hoofd. “Lief!” en met zijn handje aai ik het kind over de arm. Uit zijn gezicht kan ik weinig reactie opmaken.

Op de gang wijs ik verschillende jassen aan. Hij blijft stug nee schudden. Soraya  schiet te hulp en plukt een fleece jasje van de kapstok. Hij blijft nee schudden, maar ze krijgt hem toch zover dat hij het jasje aantrekt.

In de klas heeft zich ondertussen een lange rij kinderen bij mijn stoel verzameld. Ze willen allemaal geholpen worden met het vastmaken van hun rits. “Helpen jullie ook even mee met al die ritsen!”, roep ik om de oudere kinderen aan te sporen. Als bijna alle ritsen vast zijn, komt Soraya naar me toe en wijst naar haar rits. “Rrrrrits”, zeg ik terwijl ik de rits vastmaak en een paar keer op en neer beweeg. “Rrrrrrits”.

Als ik me omdraai om in mijn handen te klappen hoor ik achter me ineens een onbekende stem:  “Rrrrrits!?” Verrast kijk ik in twee stralende oogjes. “Ja, goed zo!”, roep ik vol bewondering. Yasmin hoort het en loopt naar haar toe. “High five!”, zegt ze. Voor mijn ogen slaan ze vrolijk de handen tegen elkaar in de lucht. Lachend lopen de twee dames mee in de rij naar buiten.

Bij de speelgoedschuur staan de meeste kinderen al popelend te wachten op de afgesproken plek.  Klaar om de schuur te plunderen. De één na de ander waaiert uit over het plein, gewapend met een schep, bezem, kar, band of kleed.  Soraya blijft in de schuur staan met haar handen stevig vastgeklemd om de stuur van een fiets. Om haar heen is het te druk om de fiets rustig de schuur uit te rijden. “jongens ga eens aan de kant. Wacht even.” , roep ik en schiet haar te hulp. Samen rijden we de fiets de schuur uit. Het plunderen van de schuur gaat nog even door. Na een minuut of vijf lijkt iedereen voorzien en kan ik de schuur sluiten.

Op het bankje aan de andere kant van plein zie ik haar zitten. Haar hoofd verscholen in haar jas. Ze schokschoudert. Huilt ze? Ik loop naar haar toe. Schuif naast haar op het bankje. Direct kruipt ze tegen me aan. Verstopt haar hoofd nu in mijn jas. Ik voel dikke druppen op mijn hand. Ik hou haar stevig vast. Aai voorzichtig  haar rug en wacht tot ze rustig wordt. Op het moment dat ze weer opkijkt, wijst ze in de richting van twee jongens die op een fiets rondrijden. “De fiets die zij uit de schuur heeft gehaald!”, flitst het door me heen. “Kom!”, zeg ik en pak haar hand. Gewillig laat ze zich meevoeren.

Het lukt om de jongens ervan te overtuigen dat Soraya  de fiets uit de schuur heeft gehaald. Ze sputteren nog wat tegen als ik zeg dat ze de fiets nu weer terug mogen geven: “Ja, maar, hij stond gewoon naast het bankje , juf, ze speelde er toch niet mee!”  Ze hebben een punt, maar er begint mij iets te dagen. In Syrië wordt vast heel weinig gefietst….

Ik geef een klapje op het zadel. “Ga maar zitten” Ze kijkt me niet begrijpend aan. Voorzichtig help ik haar op het zadel. “En nu trappen”, zeg ik en zet haar voeten op de pedalen. Er gebeurt niets. Ze weet niet hoe het moet. Zachtjes duw ik de fiets naar voren. De trappers draaien vanzelf mee. Zo kan ze voelen hoe het moet. Ik stop. Vertwijfeld  kijkt ze naar haar voeten.  In haar ogen en op haar wangen blinken nog wat tranen.

Ondertussen klimt haar broertje op het achterste zadel. “ Habibi”, hoor ik hem zeggen. Een poosje duw ik de twee voort en de tranen maken weer plaats voor een lach. Niet veel  later fietst ze vrolijk en trots over het plein.

Aan het einde van de ochtend komen de ouders hun kroost weer halen. Ook de ouders van de twee Syrische kinderen. In tranen vertelt Soraya in haar eigen taal iets aan haar ouders. Een verslag  van wat erop het plein gebeurde? Haar vader probeert een beetje Nederlands te praten. “Waarom habibi schatje ?” 
“Habibi is huilen? “, vraag ik. Hij knikt.

Rits. Fietsen. Habibi.

We hebben allebei wat geleerd vandaag.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten